Zondag 10 oktober werd Adrie Demming in Biljartzaal Keijzer te Leimuiden Nederlands kampioen driebanden klein extra klasse. Hij won alle vijf zijn partijen en toch speelde het toeval een grote rol bij het behalen van de titel.
Reggy Brouwers had in een gehuurde kantoorruimte een wedstrijdbiljart gezet. Zijn teamgenoot Adrie Demming kwam het nieuwe speeltje bekijken. “Toen begon Reggy over het NK, wist ik niks van. Wie weet kon ik nog inschrijven. Ad Klijn van de bond gebeld, er was nog een plekje over. Anders was ik er dus niet bij geweest.”
Demming is reserve bij het eredivisieteam van De Eekhoorn in Oosterhout. Hij kan dus een aardig partijtje driebanden, was dus een van de favorieten om het NK in te palmen. Dat gevoel had de 51-jarige inwoner uit Roosendaal niet. “In de competitie liep het heel erg stroef, dus zo veel zelfvertrouwen had ik niet.” Misschien de naweeën van corona? “Nee. Ik heb in die anderhalf jaar goed bij kunnen houden op de biljarts Frans van Kuijk, Ludo Kools en teamgenoot Richard Berkelmans. Al was er geen stip aan de horizon te zien – wedstrijden dus -, toch had ik de discipline om de boel niet te laten verzaken.”
De eerste partij is meestal de lastigste voor Demming. “Deze keer niet, in 21 beurten had ik vijftig caramboles bij elkaar getikt. Daarna had ik het lastiger, moest ik knokken om mijn tegenstanders eronder te houden.” Ook Reggy Brouwers ging voor de bijl; hij werd uiteindelijk vierde. Buiten het podium gevallen, dankzij zijn tip…
In 2018 won Demming ook het NK Driebanden klein extra klasse. Dat leverde hem nog een trip op naar Brandenburg, Duitsland. Daar werd het EK gehouden. Of ook volgend jaar dat het geval is, is nog ongewis. “Ik hoop van wel, gaan we naar Turkije toe. Weekje, of twee weken vrij nemen.” Zo’n EK heeft wel zijn consequenties. “Dan zal ik rankingwedstrijden voor het NK Driebanden op het grote biljart voor moeten laten schieten. Mijn snipperdagen zijn maar beperkt.”
De stanser in een dozenfabriek, die sinds zeven jaar lid is van Distelbiljarts in Roosendaal, leerde al op jonge leeftijd biljarten. “Ik ging met mijn opa en vader mee naar het café. Voor een klein manneke is er niks te doen, behalve biljarten. Ik deed het aardig, de kastelein vroeg me of ik lid wilde worden van de jeugdbiljartclub.” Hij heeft een klassieke opleiding gevolgd. “Libre, kader, bandstoten: ik vond het prachtig. En ik was er aardig bedreven in.” Rond zijn twintigste besloot hij alle spelsoorten, dus ook het driebanden, in zijn pakket op te nemen. “Daar was ik na een jaar klaar mee. Je moet een keuze maken, want driebanden is wezenlijk anders.” Hij liet libre en consorten uiteindelijk links liggen. “Driebanden was veel populairder. Toch was het niet helemaal een logische keus, want de klassieke spelsoorten lagen me veel beter.” Al dertig jaar zet hij er zijn kaarten op, met de nodige discipline. “Les gekregen van Frans van Kuijk, dat helpt. Toch heeft het lange tijd geduurd voordat ik het een beetje onder de knie kreeg. En, zo heb ik ondervonden, met driebanden blijf je leren. Dat maakt het spel ook zo fascinerend.”